Gist voor het broodbakken

Wat voor soorten gist kan een bakker gebruiken voor de bereiding van het brood? Wat is de functie van gist? Hoe bewaar je gist? Hoeveel gist gebruik je voor de bereiding van een brood? In dit artikel duiken we in de materie van eencellige organismen die het mogelijk maken dat je een luchtig en smaakvol brood kan maken.
De functie van gist in een brood deeg
Gist is een rijsmiddel. Dus vragen we ons eerst af, wat is een rijsmiddel en waarom zou je dat gebruiken bij het bereiden van brood?
Bij de bereiding van broodproducten wordt een rijsmiddel primair gebruikt om het eindproduct luchtiger te maken. Makkelijker weg te eten. Dit wordt bereikt doordat, in het deeg, het rijsmiddel kooldioxide gas afgeeft waardoor er (gas)belletjes in het deeg ontstaan. Daar waar gasbelletjes in het deeg zitten kan geen deeg zitten dus drukken de belletjes het deeg uit elkaar waardoor het deeg in volume toeneemt, men noemt dat proces "rijzen", het rijzen van deeg.
Als het goed is, maar dat is afhankelijk van het gashoudendvermogen van het deeg, blijven die gasbelletjes (grotendeels) in het deeg en zie je die ook terug in het gebakken eindproduct als belletjes in de kruim die ook cellen of alveoli worden genoemd.
Dat luchtiger maken van het brood is een bewuste keuze. Vergelijk een gistbrood (zo noemen we normaal brood) maar met fries roggebrood. Fries roggebrood is compact, bevat geen "belletjes", heeft daardoor een compacte taaie structuur waar je echt even goed op moet kauwen. Gistbrood, brood gemaakt met gist als rijsmiddel, is luchtig en hapt gemakkelijk weg. Hiermee willen we zeker niet zeggen dat Fries roggebrood niet lekker is, geenszins, maar de meeste zullen de voorkeur geven aan een luchtig gistbrood.
Soorten rijsmiddelen
Voor een bakker staan twee soorten rijstmiddelen ter beschikking:
- synthetisch rijsmiddel (chemisch rijsmiddel)
- rijsmiddel op basis van micro-organismen (biologisch actief rijsmiddel)
Beide rijsmiddelen produceren kooldioxide gas die zorgen dat er belletjes in het deeg ontstaan en het deeg gaat rijzen. Voorbeelden van synthetische rijsmiddellen zijn baksoda en bakpoeder.
Voorbeelden van een rijsmiddel op basis van micro-organismen is het "normale" gist zoals verse gist, droge gist en instant gist, maar ook zuurdesem waarover later meer. Voor het gemak zullen we dit vanaf nu "gist" noemen.
Een synthetisch rijsmiddel geeft kooldioxide af zodra het met vocht gemengd wordt en werkt zéér snel, maar is ook weer snel uitgewerkt. Om je een gevoel te geven over de duur van dit proces moet je denken in de orde van "minuten". Het is namelijk een chemisch proces waarbij twee stoffen een reactie aangaan en omgezet worden in een andere stof en kooldioxidegas. Zodra de twee stoffen "op" zijn, stopt de kooldioxide productie, dus ook het rijzen. Daarom wordt Iers sodabrood, waarbij baksoda als rijsmiddel wordt gebruikt, nooit gekneed (daar is geen tijd voor) maar direct na het mengen meteen gebakken (anders verlies je veel rijskracht).
Een rijsmiddel op basis van gist werkt heel anders. Allereerst werkt dit proces veel trager denk aan "uren". De gistcellen "eten" suikers die in je deeg zitten (waarover later meer) en zetten deze om in kooldioxide gas maar ook in alcohol (dat verdampt tijdens het bakken) en verschillende geur- en smaakstoffen. Het ontstaan van de geur- en smaakstoffen is een essentieel verschil met synthetische rijsmiddelen die géén geur of smaak toevoegen alleen maar zorgen voor "luchtigheid". Daarom heeft Iers sodabrood een vrij vlakke smaak, terwijl gistbrood heerlijk ruikt en smaakt.
Zolang suikers in het deeg beschikbaar zijn rijst het deeg, zijn ze op dan stopt het rijzen. Lees het artikel over beschadigd zetmeel om te doorgronden waar die suikers vandaan komen en waarom gistdeeg maar een beperkte tijd (een paar uur) kan rijzen.
De invloed van temperatuur op gist
De snelheid van het metabolisme (= stofwisseling, gist zet immers suiker om in andere stoffen) van de gistcel, waarbij suikers worden omgezet in ethanol en kooldioxide, neemt toe naarmate de temperatuur stijgt. Maar ook andersom, naarmate de temperatuur daalt vertraagt het metabolisme.
Rond de 1° Celsius start de stofwisseling, bij stijgende temperatuur wordt de gistcel steeds actiever, met op 45°C een optimum en daarna daalt de stofwisseling snel en rond de 50° Celsius is deze gestopt. Wanneer de temperatuur nog iets stijgt neemt de gist, zonder dat dit begeleid wordt met een requiem, afscheid van dit aardse bestaan. Met deze kennis kan een bakker de snelheid van het rijzen van het deeg sturen.
Bij een deeg dat lang moet rijzen kan gekozen worden voor een lagere deegtemperatuur, wil je dat het brood sneller dan gebruikelijk klaar is, dan kan je kiezen voor een hoge deegtemperatuur waardoor de gist zeer actief is en het deeg snel rijst. De bakker is in staat de deegtemperatuur te bepalen door het water dat hij gebruikt voor het deeg van te voren te verwarmen of juist te koelen.
Gist en suiker
Gist kan zonder suikers (let op de extra s, we doelen dus hier niet op (tafel)suiker), geen kooldioxide belletjes maken. Willen we dat deeg rijst dan moeten we dus zorgen dat de gist te eten krijgt. Gist kan leven op diverse soorten suikers zoals glucose, een enkelvoudig suikermolecuul en maltose een tweevoudig suikermolecuul (twee aan elkaar gekoppelde glucose moleculen).
In meel en bloem zit geen glucose of maltose maar wel zetmeel. Zetmeel is een molecuul dat bestaat uit grote reeksen aan elkaar gekoppelde glucose moleculen. Zetmeel kan je beschouwen als een suikervorm, alleen smaakt het niet zoet. Het enzym maltase dat van nature voorkomt in de graankorrel is in staat zetmeel om te zetten in maltose. Maltose is een suikervorm waar de gistcel wel pap van lust. Gist en het enzym maltase zijn dus dikke vriendjes.
Soms zijn er in meel of bloem niet zo veel enzymen aanwezig. Dan wordt dus minder snel suikers door de enzymen geproduceerd. Dan krijgt de gist ook minder suikers dus zal die wat minder kooldioxide vormen waardoor het deeg minder snel rijst. In dat geval kan de bakker (de volgende keer) de natuur een handje helpen door extra enzymen aan het meel toe te voegen. De bakker gebruikt dan bijvoorbeeld diastatisch moutmeel waarin veel enzymen zitten of gebruikt enzymmix (de combinatie van enzymen en ascorbinezuur).
De enzymatische omzetting van zetmeel in diverse suikers door amylase, zoals hiervoor beschreven, is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Het zit een stuk complexer in elkaar waarbij diverse enzymen een rol spelen, maar voor de begripsvorming hebben we het simpel gehouden om de keten van zetmeel naar rijzend deeg te doorgronden. Dat is zetmeel→ enzymen→ suikers→ gist→ kooldioxide→ rijzend deeg.
Gist soorten
Hieronder behandelen we een aantal "soorten" gist. In de basis zijn het er maar twee, bakkersgist en zuurdesem, en deze laatste blijkt zelfs niet alleen uit gist te bestaan en is ook nog eens een ander gist dan bakkersgist, maar daar gaan we later op in.
stammen Bakkersgist is een gistsoort die van alle gistsoorten (in de natuur komen er vele verschillende voor), voor het gebruik in deeg voor brood, het snelst het deeg kan laten rijzen én kan zorgen voor een lekkere smaak. Bakkersgist heet formeel saccharomyces cerevisiae. Maar net als bij mensen, koeien, appels en peren, om maar er een paar levende organismen te noemen, kan je binnen die soort groepen vinden die bepaalde kwaliteiten hebben. Zoals: kan hard rennen, geeft veel melk, heeft een lekkere smaak, of is geschikt om te stoven (we hebben het natuurlijk niet alleen over mensen, maar in volgorde over de mens, koe, appel en peer).
Bij gist worden groepen met verschillende eigenschappen stammen genoemd. De fabrikanten van bakkersgist hebben via selectie stammen verkregen die als beste het brooddeeg kunnen laten rijzen én geur- en smaakstoffen kunnen maken.
Bij de hieronder behandelde gist vormen, zijn verschillende stammen geselecteerd omdat ze in die vorm het best werken. In verse gist zit dus een andere stam dan in instant gist en bij droge gist weer een ander (die laatste twee moeten langdurig droogte kunnen overleven). Bij SD- en FT-gist zijn het weer andere stammen omdat ze goed functioneren in een zoet deeg of na het zeer sterk afkoelen van het deeg.
Verschillende doseringen Niet alleen verschillen de gistcellen subtiel van elkaar in verse gist, droge gist en instant gist, hun concentratie is ook verschillend. In verse, dat is samengeperste gist, zit nog veel vocht. Waar vocht zit, zit geen gistcel. Instant gist bevat geen vocht en heeft daarom een hogere concentratie gistcellen (per gewichtseenheid). Bij droge gist zit er een dik beschermlaagje om de gist en daarom zitten dus ook minder gistcellen in droge gist. Per gewichtseenheid bevatten deze drie gisten, hoewel het dus om krek dezelfde gist gaat (maar niet dezelfde stammen), andere hoeveelheden gistcellen. Dit verklaart waarom je in een recept relatief veel verse gist moet toevoegen, wat minder droge gist en nog minder instant gist.
Voor de bereiding van brood staan verschillende soorten gist je ter beschikking:
- verse gist
- droge gist
- instant gist
- instant gist voor zoete broden
- vloeibare gist
- zuurdesem
De in dit artikel (en overal op de site) genoemde procentuele waarden zijn gebaseerd op de bakkersformule ook wel bakkerspercentages genoemd. Daarbij wordt dit percentage genomen van het meel en/of bloem gewicht uit het recept. Heb je bijvoorbeeld 500 gram bloem en staat er 2% verse gist, dan is het gewicht van de gist dus 10 gram.
Verse gist

Verse gist is een stof die wat structuur betreft wat lijkt op oude brokkelkaas, maar dan veel zachter (niet iedereen deelt onze mening, maar verse gist smaakt ook nog eens heel lekker, de textuur, niet de smaak, doet wat denken aan smeltend chocolade).
Verse gist zijn samengeperste gistcellen die voor een groot deel ontdaan zijn van water. Verse gist moet je koel bewaren en liefst niet invriezen. Na een week of twee in de koelkast is de activiteit al een stuk afgenomen (rijst het deeg minder snel) en beginnen schimmels zichtbaar te worden, dan is het niet meer bruikbaar. Verse gist wordt vaak eerst even gemengd met water, circa vijf keer het gewicht van de gist, en een héél klein beetje suiker. Je roert het tot "een papje" dat je 10-20 minuten laat staan en daarna toevoegt aan de andere ingrediënten. Deze werkwijze is niet strikt noodzakelijk, de gist in fijne stukjes brokkelen en toevoegen aan meel werkt ook goed. Zo doet de bakker het ook, dus waarom zou je het anders doen?
Overigens, het gebruik van verse gist, instant gist of droge gist heeft geen grote invloed op rijssnelheid (droge gist is de zwakste broeder van het stel), bakresultaat of smaak, zo is onze, uiteraard subjectieve, ervaring.
Gebruik: circa 2% van het meelgewicht, dus op 600 gram meel gebruik je circa 12 gram verse gist (uitgaande dat de deegtemperatuur circa 27° Celsius is).
Instant gist

Instant gist is onze favoriete gistsoort. Het laat zich het best beschrijven als hagelslag met een zandachtige kleur, maar dan tien keer zo klein. Het zijn staafjes, geen bolletjes want dat is droge gist. Het betreft een geïnactiveerd gist, dat na contact met vocht weer actief wordt.
Gebruik: circa 1% van het meelgewicht, dus op 600 gram meel gebruik je circa 6 gram instant gist (uitgaande dat de deegtemperatuur circa 27° Celsius is).
Deze gist is circa twee en een half keer zo geconcentreerd dan verse gist. Daarom moet je bij recepten die uitgaan van verse gist, het gewicht met 0,4 vermenigvuldigen. Staat in het recept: gebruik 12 gram verse gist, dan kan je dus ook (12 x 0,4 =) 4,8 gram instant gist gebruiken.
Die factor 0,4 (vermenigvuldigen met 0,4 of delen door 2,5) is in de praktijk lastig rekenen en daarom wordt veelal de factor 0,5 (vermenigvuldigen met 0,5 of delen door 2, lekker makkelijk: "de helft") gebruikt. Dus 12 gram verse gist is dan hetzelfde als 6 gram instant gist, immers 12/2=6. Voor instant gist wordt in de praktijk veelal 1% van het meelgewicht gebruikt wanneer je een deegtemperatuur gebruikt van circa 27 graden Celsius. Dus op 600 gram meel gebruik je circa 6 gram instant gist (of een heel klein beetje minder).

Verwar instant gist niet met droge gist, die verwarring is snel gemaakt. Beiden zijn immers "droog" maar ze verschillen optisch (droge gist: bolletjes, instant gist: staafjes) én in dosering.
Instant gist kan je in gesloten verpakking zeer lang bewaren, twee jaar is zeker haalbaar. Maak je de verpakking open dan kan je dit het best bewaren in een goed af te sluiten potje waar de gist net in past, dus zo weinig mogelijk lucht boven de gist zit. Want lucht bevat altijd vocht, en hoe meer vochtige lucht bij instant gist komt, hoe sneller het inactief / oud wordt. Je kan zo'n potje in de koelkast bewaren maar daarbuiten kan ook, maar de gebruikstermijn is dan iets korter. In de koelkast is instant gist (afgesloten in een potje) twee tot drie maanden bruikbaar.
Instant gist wordt geleverd in zakjes van 7 gram (is dan relatief duur), verpakkingen van 125 gram en 500 gram. Voor de thuisbakker is de verpakking van 125 gram ideaal tenzij je iedere dag twee of meer broden bakt, dan is de verpakking van 500 gram aantrekkelijk. Prijsindicatie: losse zakjes gist (verpakt per zes stuks) kosten bij de Lidl 50 cent. De verpakking van 125 gram kost ongeveer 2 euro en 500 gram ongeveer 5 euro. De laatste twee zijn meestal bij de molenwinkel te koop of bij de Turkse winkel.
Instant gist kan je direct (de naam instant geeft het al aan, "meteen") toevoegen aan het meel en hoef je dus niet eerst een papje van te maken. Sterker nog, maak er vooral géén papje van.
Wanneer je de verpakking instant gist eenmaal openmaakt zal het langzaam in activiteit afnemen. Dat zie je pas na een maand of twee. Je ziet dan dat je deeg minder snel rijst. Dat is een teken om een nieuw pak(je) aan te breken. Overigens kan je dat minder active instant gist nog wel blijven gebruiken, de broden blijven dan allen wat compacter. Wat meer gist gebruiken dan in het recept staat is een redelijk werkende oplossing, maar vers instant gist zal toch beter het deeg laten rijzen.
Droge gist

Deze gistvorm is in Nederland vrijwel niet bekend en nauwelijks te koop. In België is droge gist (en instant gist) wel te koop in onder meer de supermarkt. Ze wordt aangeboden in een verpakking met drie zakjes van ieder acht gram. Op de verpakking staat Vahiné - Levure du Boulanger - bakkersgist.
We kunnen ons voorstellen dat dit type gist snel verwisseld wordt met instant gist, maar het gebruik is echt anders dan bij instant gist.
De instructies op de verpakking geven aan: doe de inhoud van het zakje in een kopje samen met vier soeplepels water of lauwe melk van 30° Celsius. Laat dit 15 minuten rusten, daarna is de gist klaar.
Het vormen van een papje is bij droge gist, in tegenstelling tot instant gist écht noodzakelijk. Doe je het niet, dan zal de rijskracht minder zijn.
Gebruik: circa 1% van het meelgewicht, dus op 600 gram meel gebruik je circa 6 gram droge gist (uitgaande dat de deegtemperatuur circa 27° Celsius is). Ondanks dat droge gist iets minder actief is (per gewichtseenheid) hanteren de meesten toch ook 1% net als instant gist, die ene procent rekent gewoon makkelijk, maar ietsje meer is aan te bevelen. Dus bijvoorbeeld 1,1% of 1,2%, dus op 600 gram meel 6,6 tot 7,2 gram droge gist. Gebruik je 1% dan rijst het deeg ietsje minder snel (vergeleken met instant gist) en zal je de rijstijden iets moeten verlengen.

Instant SD gist
Bruggeman verkoopt instant gist dat speciaal gemaakt is voor zoete degen, SD staat voor Sugar Dough of Sweet Dough. Deze gistsoort kan suikerconcentraties van 5 tot 30% verdragen terwijl normale instant gist bij hoge concentraties suiker het loodje legt. De thuisbakker koopt meestal niet dit speciale gist omdat dit alleen maar beschikbaar is in een verpakking van 500 gram. Daarvoor in de plaats houdt de thuisbakker rekening bij zoete degen met het afsterven van een deel van de gist en voegt daarom flink veel meer gist toe.
Gebruik: hetzelfde als instant gist.
FT gist
Voor de volledigheid vermelden we dat ook een gist te koop is, voor professionals, waarbij men gist stammen heeft geselecteerd die goed resistent zijn in een koude omgeving. Deze gist wordt vooral gebruikt wanneer deeg zeer sterk afgekoeld wordt om op een later tijdstip, wat dan beter uitkomt, te kunnen bakken. De naam FT gist staat voor Freeze Tolerant gist.
Gebruik: zie verpakking.
Vloeibare gist

De naam zegt het al, dit betreft gist die vloeibaar is. Het heeft een viscositeit die lijkt op zeer dunne yoghurt. Vloeibare gist wordt vooral door professionele bakkers gebruikt en dan ook nog eens bakkers met een behoorlijk grote productie anders is de omschakeling, die gepaard gaat met flinke investeringen vanwege automatische dosering van de gist, niet rendabel. Tot op heden hebben we het vloeibare gist voor particulieren alleen nog te koop gezien bij de molen de Zandhaas in Santpoort-Noord.
Met plezier hebben we deze gist gebruikt, maar het had voor ons geen specifieke voordelen. Het nadeel is dat hij een stuk minder lang bewaard kan worden dan instant gist of droge gist. We hadden de indruk dat, omdat er sprake is van een desemcultuur (zo staat op de verpakking), dat de gist actief gehouden kon worden door deze regelmatig te "voeden" zoals we dit ook doen met een zuurdesem. Dat mislukte overigens na een aantal "voedingen". Bij navraag bleek onze aanname fout, deze gist is alleen om te gebruiken en niet "te onderhouden".
Gebruik: zie verpakking.
Zuurdesem
Traditioneel, voor de "uitvinding" van het bakkersgist, bakte men brood met zuurdesem. Dat worden ook wel "natuurlijke gisten" genoemd, maar dit is niet geheel correct omdat de gisten niet als enige de fermentatie van het deeg voor hun rekening nemen. Zuurdesem, niet het brood, maar het rijsmiddel, is een mengsel van verschillende gistsoorten en bacteriën. Bij die gistsoorten, het zijn er vaak verschillende, kan ook mogelijk bakkersgist (saccharomyces cerevisiae) tussen zitten, maar vaak zijn het andere soorten gisten.
De bacteriën in de zuurdesem betreffen melkzuur- en azijnzuurbacteriën. Die bacteriën spelen een dominante rol in de smaak van het brood. Daarom smaakt zuurdesembrood anders, zuurder maar wel rijker van smaak, in vergelijking met het tegenwoordig gangbare gistbrood. Maar niet iedereen stelt deze smaak op prijs.
Die bacteriën en gisten werken niet zo efficiënt als bakkersgist (zetten suikers niet zo snel om in kooldioxide), vandaar dat de rijstijden bij zuurdesembrood véél langer zijn dan bij gistbrood. Zes tot twaalf uur of mogelijk nog langer is gebruikelijk.
Zuurdesem kan je vrij gemakkelijk zelf maken, vaak noemt men dit een "starter". Je hoeft alleen meel en water samen te voegen in een verhouding van 1 op1 in gewicht, een beetje te mengen en dan het met rust te laten in een niet hermetisch afgesloten potje.
Zodra je meel en water samenvoegt starten diverse biologische processen. Daarin gaan enzymen en bacteriën (nog niet de gisten) met het meel aan de slag. De enzymen zetten het zetmeel om in suikers, dat het voedsel is voor de bacteriën. In dit luilekkerlandje vermeerderen zich de bacteriën in een hoog tempo.
Die melkzuur en azijnzuurbacteriën doen hun naam eer aan en maken vooral veel zuren. Daardoor zakt langzaam de pH-waarde (de zuurtegraad) van deze cultuur (zoals een starter of zuurdesem ook wordt genoemd). Bij iedere pH-waarde voelt een bepaalde groep bacteriën (je hebt vele soorten melkzuur- en azijnzuurbacteriën) zich erg prettig en wordt dan dominant en verdringen andere bacteriën.
Doordat de bacteriën constant een zuur blijven afgeven zakt dag na dag de pH-waarde van de cultuur. Was gisteren bij een bepaalde pH-waarde een bepaalde bacterie helemaal in zijn element en maakte hij korte metten met anderen, vandaag komt er weer een ander type bacterie die bij deze nieuwe, lagere, pH-waarde beter gedijt dan die van gisteren. Het is dus een komen en weer gaan van kolonies van diverse typen bacteriën.
Pas als, na een aantal dagen, de cultuur een bepaalde pH-waarde heeft bereikt (flink zuur is geworden) dan ontkiemen de gistsporen (die in grote getale in meel en bloem zitten, maar ook op je handen en overal om je heen) en vormen zich gistcellen. Tevens stoppen de bacteriën om de cultuur nog zuurder te maken en stabiliseert de pH-waarde. Dan is de strijd gestreden en ontstaat er bij deze bepaalde pH-waarde, een balans tussen de gistcellen enerzijds en de bacteriën anderzijds. Beiden krijgen wel hun voedsel uit het meel, maar beiden krijgen dit op een andere manier aangeleverd waardoor ze niet elkaars concurrenten zijn. Ze leven dus vredig naast elkaar en je starter is klaar voor gebruik.
In de periode van het maken van de starter moet je dagelijks de gisten en bacteriën van eten voorzien. Het meel is het eten, het bestaat immers grotendeels uit zetmeel, dat omgezet wordt in suikers. Gebruikelijk is om steeds ongeveer twee-derde van je starter weg te gooien, en deze aan te vullen met gelijke gewichtsdelen water en meel tot je weer het oorspronkelijke volume hebt (als je niet het grootste gedeelte weggooit en alleen water en meel toevoegt waarbij het volume verdubbeld zit je in een een week al met een regenton starter).
Heb je eenmaal, na een dag of zeven, een redelijk goede actieve starter, dan moet je deze ook "in leven houden" door deze regelmatig van eten te voorzien (meel en water).
Wil je een zuurdesembrood maken, dus een brood waarbij zuurdesem als rijsmiddel wordt gebruikt, dan moet je (verkort uitgelegd) een klein beetje van je starter afnemen en dit mengen met een kleine hoeveelheid meel en water. Na een uur of vier-vijf is dit mengsel minimaal twee keer in volume toegenomen en is je zuurdesem klaar voor gebruik.
Gebruik: de hoeveelheid zuurdesem die je moet toevoegen is afhankelijk van een aantal factoren waarbij "tijd" (tot het deeg klaar is om te bakken) een belangrijke rol speelt. Waarden van 5 tot 35% zuurdesem zijn gebruikelijk, circa 20% is een veelgebruikte waarde.
Biologische gist - Bioreal

Met deze gist hebben wij nog geen ervaring. Het is een biologisch geproduceerd gist. Het wordt geleverd door Bak Speciaal uit Nijkerk maar te koop bij o.a. de Zuidmolen, Vitaminestore en vele natuurvoedingswinkels (bij de laatste meestal in zakjes van 9 gram). Het wordt geleverd in verpakking van 500 gram en is na opening twee maanden houdbaar. In de koelkast bewaren.
Gebruik: zie verpakking.
Gist en zout vriendjes?
Gist en zout zijn niet de grootste vrienden van elkaar. Dat geldt overigens ook voor suiker en gist. In vrijwel alle recepten over brood bereiden lees je dat je zout en gist vooral gescheiden moet houden. We hadden zelf die ervaring niet, dus hebben we onderzocht wat de gevolgen zijn als je zout en gist juist wel bij elkaar doet. De uitkomst zal je wellicht verbazen en kan je lezen in het artikel zout en gist gescheiden, feit of fabel?
aanpassing/controle: 20240225
Foutje of aanvulling? Stuur ons een reactie