Werken met procenten, hoe werkt dat?
Als je dit leest heb je waarschijnlijk wat moeite met het werken met procenten. Bedenk dat je daar niet alleen in staat. Voor jou hebben we dit artikel geschreven om je hulp te bieden bij procentsommen en het werken met procenten beter te leren begrijpen.
We zijn er van overtuigd dat je het werken met procenten beter leert begrijpen als je de betekenis van het procent symbool én de betekenis van het woord "procent" begrijpt, daarom behandelen we eerst deze twee en geven gelijk ook praktische voorbeelden met procentsommen.
Wat is de betekenis van het procent symbool?
Als je het procentsymbool nader bekijkt, dat ziet er dus zo uit: %, dan zie je een schuine streep staan, daarboven een klein nulletje en daaronder een klein nulletje. Oorspronkelijk werd dit echter heel anders geschreven. De schrijfwijze is door de tijd twee keer veranderd omdat de oorspronkelijke schrijfwijze te omslachtig was.
Oorspronkelijk werd "procent" geschreven als "/100" dus een schuine streep en 100 er achter. Die schuine streep betekent "gedeeld door", dus feitelijk staat er "gedeeld door honderd".
Wil je ergens van één procent uitrekenen dan moet je de waarde waarvan je één procent wil uitrekenen door honderd delen.
Eén procent is dus hetzelfde als het honderdste deel van iets.
Schreef men vroeger bijvoorbeeld zestig procent op, dus zestig keer van "een honderdste deel" dan schreef men dit op als "60/100".
Die 1 van de 100 is al snel weggevallen en veranderde de schrijfwijze van "/100" naar "/00". Schreef men oorspronkelijk bijvoorbeeld zestig procent als "60/100", later is de schrijfwijze "60/00" geworden.
Een mogelijke verklaring voor deze verkorte schrijfwijze is doordat de schuine streep al gelezen kan worden als een 1 en samen met de twee nullen er achter al "100" vormde. Dus de procent schrijfwijze ging van "/100" naar "/00", en inderdaad "/00" kan je met een beetje fantasie lezen als "100".
Weer later is de schrijfwijze nogmaals aangepast. Daarbij is men het gaan schrijven als een klein nulletje boven de schuine streep en een klein nulletje onder de streep. In die tijd schreef men met de hand en werd haast alles aan elkaar geschreven en de nul-schuine streep-nul laat zich gemakkelijk en mooi aan elkaar schrijven. De schrijfwijze van zestig procent (als voorbeeld) is van de oorspronkelijke schrijfwijze "60/100" gewijzigd naar "60/00" en uiteindelijk naar 60%.
Het procent symbool is dus feitelijk een verkorte schrijfwijze van "gedeeld door honderd" of "een honderdste deel". 60% kan je dus lezen als 60 honderdste deel.
Wat betekent eigenlijk het woord "procent"?
Werken met procenten vinden sommigen lastig en wellicht komt dat omdat ze de betekenis van het woord procent niet begrijpen. Procent is een samentrekking van de woorden pro en cent. Pro is een ander woord voor "per", "op" of "van de". Cent is een ander woord voor honderd.
Dus "procent" kan je lezen als "per honderd", maar ook "op de honderd" of "van de honderd". Je kan ook lezen als "honderdste deel". 60% is dus gelijk aan "60 per 100", "60 op de 100", "60 van de 100" of "zestig-honderdste deel". Maar honderd(ste) van wat?
Een percentage "neem" je altijd van "iets". Bij broodbakken worden procenten vooral gebruikt in de bakkersformule en bij het berekenen van de hydratatie. We zullen voor dit artikel een voorbeeld recept gebruiken met procenten. Het recept (voor een volkorenbrood) ziet er bijvoorbeeld zo uit:
- meel: 100%
- water: 60%
- zout: 1,5%
- instant gist: 1%
Je ziet in bovenstaand recept alleen maar procenten staan, geen gewichten. Dat doen bakkers juist omdat je dan maar één recept nodig hebt voor een bepaald type brood, en dat dit niet afhankelijk is van het gewicht van het brood (lees: hoe groot je bakblik is) of het aantal broden dat je wil bakken. Meer daar over in het artikel bakkersformule, maar we adviseren je eerst dit artikel uit te lezen.
Als je het recept uit het voorbeeld gebruikt dan moet je als eerste bepalen hoeveel meel je gaat gebruiken. Dat staat niet in het recept, dat is afhankelijk van het gebruikte bakblik (later komen we hier op terug). Laten we voor het gemak uitgaan dat je 600 gram meel gebruikt. Dat is een redelijk gebruikelijk gewicht van het meel voor een normaal heel volkorenbrood.
Een paar zinnen terug stond er "60 per 100" of "zestig-honderdste deel", maar een honderdste deel van wat? Een procent "neem je van iets". Net als je zegt "geef mij maar de helft", maar je bedoeld dan bijvoorbeeld, geef mij maar de helft van "dat stukje gebak" of "de helft van dat schaaltje nootjes".
Bij broodbakken staat het meel altijd centraal. Meel is het belangrijkste en het zwaarste wegende ingrediënt. Procenten nemen we bij broodbakken dus "van het gewicht van het meel".
Honderd hoopjes meel
We gaan nu van het voorbeeldrecept uitrekenen hoeveel water we moeten afwegen. In het recept staat "water: 60%". Die 60% nemen we dus van het gewicht van het meel. Maar hoe doe je dat? Weeg 600 gram meel af op je weegschaal en leg dit dan, denkbeeldig, op je aanrecht. Verdeel dat meel in honderd hoopjes.
Het meel weegt (in ons voorbeeld) totaal 600 gram. Als je dit verdeeld in honderd hoopjes, weegt ieder hoopje het honderdste deel van die 600 gram. 600 gram gedeeld door 100 is 6 gram. Een honderdste deel van het meel weegt dus 6 gram.
Hiervoor heb je kunnen lezen dat "procent" ook gelezen kan worden als "een honderdste deel". Nou, je hebt je meel op je aanrecht verdeeld in honderd hoopjes meel. Ieder hoopje is dus "een honderdste deel" van het meel. Ieder hoopje kan je dus ook één procent (1%) van het meel noemen.
60% Water
Het water in dit recept weegt 60%, zestig procent "van het gewicht van het meel". Dus het water moet evenveel wegen als zestig hoopjes van het meel op je aanrecht. Ieder hoopje weegt 6 gram (dat is dus 1%). Als je 60 hoopjes zou wegen is dat 60 keer 6 gram, dus 360 gram. Het water dat je in dit recept moet toevoegen aan het meel moet dus 360 gram wegen. 60% weegt dus (in dit voorbeeld) dus 360 gram.
1,5% zout
De hoeveelheid zout dat je in dit recept moet gebruiken is 1,5% van het gewicht van het meel. Rekenen met breuken of decimalen achter de komma is wat lastiger. 1,5% is anderhalf procent (één en een half procent of 1½%).
1% van het meel (één hoopje op je aanrecht) woog 6 gram. Daar moeten we 0,5% (een halve procent) bij optellen. Eén hoopje woog 6 gram. Een half hoopje weegt dus de helft daarvan, dus 3 gram. Anderhalf hoopje, dus 1,5% van het meelgewicht, weegt dus 6 gram plus 3 gram, dat is samen 9 gram. In dit recept moeten we dus 9 gram zout gebruiken.
1% gist
Als laatste het gist. Dat is makkelijk. Daar hebben we één procent (1%) van nodig. 1% van het meelgewicht dus. Eén hoopje meel (1%) woog 6 gram, je moet dus 6 gram gist in dit recept gebruiken.
Hoeveel meel is nou 100% ?
Zoals beloofd zouden we even terugkomen op het gewicht van het meel. In de meeste recepten van brood staan de ingrediënten in "gram", dus als gewicht beschreven. Dat lijkt heel handig (gelukkig geen procenten hoor ik je al denken), maar eigenlijk is het héél onhandig.
Bakblikken heb je in alle soorten en maten, we hebben ze van één liter, van iets meer dan twee liter en zelfs een van haast drie liter. Het deeg dat goed past in een bakblik van twee liter, past natuurlijk niet bij een bakblik van één liter (dan heb je veel te veel deeg), en het past ook weer niet bij het bakblik van haast drie liter (dan heb je weer te weinig deeg).
Dit leidt tot de conclusie dat een recept met gewichten alleen maar gebruikt kan worden voor een bakblik van een bepaalde grootte. Dat is niet handig. Gebruik je een groter of kleiner bakblik dan moet je alles omrekenen.
Precies voor dit probleem zijn recepten met percentages bedacht. Die zijn geschikt voor ieder bakblik. Er is één horde die je moet nemen, je moet één keer (voor jouw bakblik) uitrekenen hoeveel meel je moet gebruiken. Hoe je dat moet doen leggen we in dit artikel uit.
In het artikel waar we zojuist naar verwezen staan een aantal voorbeelden. Laten we eens aannemen dat je een bakblik hebt van 1100 milliliter (in het artikel staat hoe je dat simpel kan uitrekenen). Laten we ook even uitgaan dat je een volkorenbrood wil bakken. In het artikel staat dat bij een volkorenbrood het gewicht van het meel moet zijn: de inhoud van het bakblik / 3,7. Dus in dit voorbeeld met een bakblik van 1100 ml wordt het gewicht van het meel: 1100/3,7=297 gram. Dat rond je af op 300 gram.
Nu je weet hoeveel meel je moet gebruiken, dus hoeveel in dit geval 100% uit het recept weegt, kan je ook de gewichten van de andere percentages uitrekenen. Even ter herinnering: 100% meel weegt in dit voorbeeld 300 gram. Eén procent, een honderdste deel dus, weegt dan nu 3 gram. Voor water hebben we 60% nodig. Dat is dus 60 keer 3 gram, dus 180 gram. Het zout moest 1,5% zijn, dus anderhalf keer 3 gram, dat is dus 4,5 gram. En het instant gist is 1% dus dat is gelijk aan 3 gram.
Een ander voorbeeld, stel we hebben een bakblik van 2500 milliliter en je wil hetzelfde volkorenbroodrecept gebruiken. De hoeveelheid meel dat je moet gebruiken is dan 2500 gedeeld door 3,7 en dat is 675 gram. Dat kan je afronden tot 650 of 700 gram, dat maakt niet zoveel uit. Wij kiezen nu 700 gram omdat dit makkelijk rekent dan met 650 gram. Dus met dit veel grotere bakblik heb je 700 gram meel nodig. 100% meel weegt dus 700 gram, dus 1% weegt een honderdste deel daarvan, dat is dus 7 gram.
Let op: we hebben hiervoor voorbeelden gebruikt bij het bereiden van volkorenbrood en dan moet je de inhoud van het bakblik delen door 3,7 maar als je witbrood gaat maken is de waarde waarmee je moet delen anders (omdat witbrood een groter volume heeft, het vult dus sneller je bakblik). De details lees je in dit artikel.
Procent teken met een spatie of aan elkaar?
Als je een gewicht van iets wil schrijven dat scheidt je de hoeveelheid met een spatie van de eenheid. Dus je schrijft 600 gram en niet 600gram. Net als je 600 euro zou schrijven en niet 600euro, of 60 jaar en niet 60jaar. Bij procenten schrijf je het procentsymbool echter zonder spatie na de waarde. Dus geen 60 % maar 60%.
De oorsprong van deze uitzondering, zie begin van dit artikel, zal wel liggen in de oorspronkelijke schrijfwijze van % en dat was "/100", dus 60% schreef men vroeger als "60/100" en dan is het logisch dat je er geen spatie tussen plaatst.
Een ander bekend voorbeeld van dat "aan elkaar schrijven" is het graden teken. De temperatuur is bijvoorbeeld 21° Celsius. Het graden symbool schrijf je vast aan de waarde, maar de eenheid, Celsius in dit geval scheidt, je weer met een spatie. Het is lastig allemaal, maar dit zijn de enige twee bekende uitzonderingen.
Tot slot
We hopen je met dit artikel geholpen te hebben om procenten beter te begrijpen. Mocht je het artikel niet duidelijk genoeg vinden, schrijf ons dan en beschrijf waar je moeite mee hebt. Als we je knelpunt begrijpen kunnen we wellicht het artikel aanpassen en dat helpt de andere lezers in de toekomst.
Foutje of aanvulling? Stuur ons een reactie